De Nederlandse collectioneur Helene Kröller-Müller (1869-1939) koopt na W.O. I zes schilderijen, een tekening en ingekleurde etsen van James Ensor. Het is haar droom om de werken van Ensor onder te brengen in een museum “tot nut en genot der gemeenschap” naast een ongeëvenaarde verzameling schilderijen van Vincent van Gogh, Odilon Redon, Georges Seurat, Pablo Picasso, Piet Mondriaan en vele anderen. 

Op zoek naar diepgang

Als dochter van Wilhelm Müller, een Duitse ondernemer, is Helene voorbestemd om koopmansvrouw te worden. Kunst is van geen tel in het milieu waarin ze opgroeit. Het is niet te verwonderen dat ze huwt met een jongere handelsconnectie van haar vader, Anton Kröller. Het echtpaar woont met hun vier kinderen eerst in Rotterdam en verhuist daarna naar Den Haag. De 36-jarige Hélène verveelt er zich. Ze is rusteloos. Haar kinderen volgen niet de paden die ze vol hoge verwachtingen voor hen uitstippelt. Hockey en paardrijden zijn haar favoriete bezigheden, maar ze zoekt ook diepgang. Religie heeft ze eerder al afgewezen. Wat blijft er nog over?

Haar zestienjarige dochter hoort van alle kanten enthousiaste verhalen over de kunstkenner Hendrik P. Bremmer (1871-1956). Die trekt als een soort kunstpaus door Nederland met lezingen om zijn toehoorders te leren hoe ze kunst moeten begrijpen. Geïntrigeerd gaat Helene ook een keertje luisteren naar de begenadigde verteller. Bremmer raakt de juiste snaar bij Helene. Hij leert haar voldoening te vinden in de kunst, en vooral in de kunst van haar eigen tijd.

Niet alleen Helene ontpopt zich na de ontmoeting tot kunstliefhebber en

-verzamelaar. Ook Anton blijkt niet te stuiten. Bremmer treedt als adviseur in dienst bij de Kröller-Müllers, al volgt de eigengereide Helene niet klakkeloos zijn advies. Wel weet Bremmer haar te overtuigen te investeren in het werk van Vincent Van Gogh. Ze verzamelt uiteindelijk de tweede grootste verzameling Van Goghs ter wereld bij elkaar.

© Museum Kröller-Müller. - Kunstpaus H.P. Bremmer

Een museumdroom

En dan moet Helene in 1911 een levensbedreigende ingreep aan haar baarmoeder ondergaan. Ze beslist dat haar echtgenoot, de kunstverzameling aan een Nederlands museum moet schenken, mocht ze het niet halen. Ze herstelt, maar de droom om een museum voor moderne kunst te stichten blijft overeind.

internationale-vrouwensdag-kmska
Ontwerp voor ‘Het Groote Museum’, de droom van Helene, naar ontwerp van Henry Van de Velde - © Museum Kröller-Müller

Helene vraagt Henry Van de Velde, om een ontwerp te maken voor een megalomaan museumgebouw. “Tot nut en genot der gemeenschap”. Ze wil het publiek een helder beeld geven van de ontwikkeling van de moderne kunst. Het moet midden in het uitgestrekte natuurdomein in de Hoge Veluwe van de Kröller-Müllers komen. Door haar bemoeizucht had de Nederlandse architect De Berlage het project eerder al verlaten.

© Museum Kröller-Müller. - De bedroefde Pierrot van Ensor uit 1921 vindt zijn weg naar de collectie van Helene Kröller-Müller.

Ensoraanwinsten

Helene betrekt Van de Velde ook bij haar kunstaankopen. Zo trekt hij in 1924 naar zijn oude vriend James Ensor om te bemiddelen bij de aankoop van Pierrot en skelet in het geel (1893). Ensor kan niet scheiden van het werk. Het houdt Helene niet tegen om uiteindelijk zes schilderijen, een tekening en ingekleurde etsen van Ensor te verwerven. Al dan niet met tussenkomst van Henry Van de Velde. Al dan niet van Ensor zelf. Ensor voldoet aan haar hoge criteria, want hij maakt kunst “die de toets van de toekomst” zal doorstaan. Als Helene een best of van haar collectie in 1928 presenteert in Düsseldorf, zijn de Ensors ook deel van de selectie.

© Museum Kröller-Müller. - Bouw van het ‘overgangsmuseum’ naar ontwerp van Henry Van de Velde. Het werd een blijver, en is nog steeds te bezoeken als het Museum Kröller-Müller.

Een geschenk voor de Nederlandse staat

Helene moet uiteindelijk de droom van het grote museum voor moderne kunst opbergen, door slecht beheer en economische tegenslagen. De Kröller-Müllers slagen er nog wel in de kunstverzameling snel onder te brengen in een zelfstandige stichting zodat ze niet in de handen van schuldeisers valt. Om uiteindelijk de kunstwerken in 1935 aan de Nederlandse staat te schenken. Henry Van de Velde blijft aan de slag om een klein en voorlopig museum in Otterlo te bouwen. ‘Een overgangsmuseum’. Daar zou Helene, als museumconservator, tot 1939 haar laatste levensjaren slijten. Het is nog steeds te bezoeken als het Museum Kröller-Müller. Helenes droom kwam via een omweg toch tot vervulling. Met Van Gogh en Ensor zij aan zij.