6 dingen die je moet weten over De oestereester van Ensor
Met De oestereetster levert James Ensor in 1882 een mijlpaal in de Belgische kunst af. Dat lijkt vandaag vanzelfsprekend.
Maar was het schilderij destijds ook al zo populair? Wie zit al die oesters op te eten? En waarom is dit werk nu eigenlijk zo bijzonder?
1. Het salon als studio
James Ensor is een kunstenaar die zich vaak voor een langere periode overgeeft aan één onderwerp en één specifieke manier van schilderen. Om er vervolgens nooit meer naar terug te keren. In 1880 begint de nog piepjonge kunstenaar aan zo’n reeks. "Une série de femmes coquettes” noemde zijn goede vriend Eugène Demolder het. Later werd gesproken over de ‘burgersalons’.
Het burgersalon
Schets van een opgebonden overgordijn
Ensor legt met zijn ezel of zijn schetsboek bij de hand verschillende hoeken van de woonkamer vast. Hij ontleedt en stelt weer samen. We krijgen een beeld van de kamer zoals in een interieurtijdschrift. De traditioneel hypervrouwelijke ruimte wordt Ensors tijdelijke studio. Zus Mitche, moeder Maria Cathérine en tante Mimi spelen er kleine rituelen na. Op groot formaat winnen de handelingen aan belang, terwijl de donkere kleuren de sfeer intiem maken. Het lijkt alsof we een ‘Big Brother’-inkijkje krijgen in het dagelijkse leven van de vrouwen in de familie. Toch is het contrast met de werkelijkheid groot. In de salontaferelen lijken de dames een kalm leven te leiden, terwijl ze eigenlijk heel actief zijn als ‘moderne’ vrouwen die werken in de familiezaak.
En dan maakt Ensor in 1882 De oestereetster. Helder, kleurrijk en minder ‘geacteerd’. Hij plaatst zijn ezel dichter bij zijn onderwerp. Het zijn niet langer de gedempte kleuren die intimiteit oproepen, het is de actie zelf. Een jonge vrouw die onverstoorbaar geniet en zich niks aantrekt van de ‘camera’ die op haar inzoomt. Ensor creëert een eerste keerpunt in zijn carrière en zet de stap naar de kleuren van zijn rijpere jaren.
2. Portret van Ensors zus?
De oestereetster, dat is Mariëtte Caroline Emma. Of, zoals Ensor haar noemt, Mitche. Ze is geboren op 28 augustus 1861 en bijgevolg een jaar jonger dan de kunstenaar. Net als haar broer houdt ze ervan om buiten de lijntjes te kleuren. Ze is zwanger wanneer ze in 1892 trouwt ze met Alfred John Taen-Hee-Tsen, een importeur van Chinese en Japanse waren, die o.a. verkocht worden in de winkel van Ensors familie. In 1893, na de geboorte van hun dochter Mariette Alexandrine Jeanne, zal het koppel scheiden. ‘Alex’ is het zonnetje in huis en charmeert ook oom James.
Dame met de rode parasol - Zus als model
Mitche aan het klavier
Maar het is niet omdat ze een woelig bestaan leidt dat Mitche niet kan stilzitten. Ze poseert geregeld voor broer James. Zo kunnen we haar ook herkennen in Dame met de rode parasol. De kunsten, die bevallen haar wel, net als de progressieve kunstenaars, zoals Willy Finch, die bij Ensor over de vloer komen. Zien we in haar oester etende alter ego iets meer de echte Mitche?
Bijzonder aan de De oestereetster is dat ze heel alleen aan een tafel gedekt voor twee zit. Op de lege stoel vooraan ligt een serviette, alsof de tafelgenoot is opgestaan en weggegaan. Sommige kunsthistorici denken dat Ensor hier opzettelijk een huiselijk drama insinueert.
3. Geen portret, wel een stilleven
Veel meer dan een portret van zijn zus, is De oestereetster voor Ensor een subjectieve uitdrukking van de werkelijkheid. Kunstenaars stellen zich in de loop van de 19de eeuw de vraag: wat moet een schilderij zijn? Stilaan stappen ze weg van het idee dat kunst het publiek een spiegel moet voorhouden. Nee, argumenteren ze, we hoeven niet te dicteren wat goed, juist of mooi is. Laat de toeschouwer maar genieten van ons talent zonder meer. Allerlei regels over perspectief en licht gooien ze overboord. Om zich vrij te ontplooien, te experimenteren en een eigen stijl te ontwikkelen.
Dat past bij Ensor. Hij is geen man van regels. Hij is een dirigent die met paletmes en penseel verf dun en dik uitsmeert, om met toetsen dikke verf accenten te leggen. Zijn oestereetster zit middenin een levendige compositie van kleuren die elkaar versterken of met elkaar contrasteren. Variatie is het sleutelwoord. Zowel in de uitwerking als in de kleurtonen. Ook al lijkt het geheel rust uit te stralen, Ensor bewandelt met De oestereetster een nieuw pad. Voor zichzelf én voor de Belgische schilderkunst. Eigenlijk maakt hij een gigantisch stilleven, geen portret.
4. Naar een licht en intens palet
Ensor komt alleen nog niet helemaal los van zijn klassieke opleiding. Hij gebruikt nog steeds vaste onderlagen, terwijl de impressionisten rechtstreeks op het witte doek schilderen. Ook de pigmenten die hij gebruikt zijn vrij traditioneel: vermiljoenrood, loodwit, bruine aarde, kobaltblauw, Pruisisch blauw en synthetisch ultramarijn. Het chroomgeel van De oestereetster vormt de uitzondering. De intensiteit ervan ligt veel hoger dan van het bleke Napels geel dat hij voordien gebruikte. Waar ligt het grote verschil met de eerdere burgersalons? De kleuren zijn lichter van toon. Ensor gebruikt ze vaak puur eerder dan ze te mengen. En hij gebruikt ze in grote vlakken of brengt ze schetsmatig aan.
Nuances van blauw contrasteren met geel en rood - Spel van kleuren
Grote witte vlakken versterken het kleurenspel - Tafelkleed
Ensor schildert dan misschien niet direct op een doek, hij maakt zijn eigen witte canvas. Het tafelkleed vult het schilderij, samen met de servetten en de halsdoek van Mitche. Ze zorgen ervoor dat de kleuren hun uiteindelijke helderheid en kracht krijgen. Een intrigerend spel van reflecties versterkt dat effect.
Ensor gaat voluit voor geel en rood. Je kan het warme, overvloedige zonlicht dat de kamer binnenstroomt bijna voelen. Geen wonder dat Mitche er zo behaaglijk bij zit.
Ondanks alle speculaties – van oesters wordt gezegd dat ze libidoversterkend werken - wil de kunstenaar geen erotisch tafereel brengen. Oesters werden in 1882 massaal gekweekt in Oostende voor de export naar het buitenland. Ze waren gewoon voorradig. Wanneer in 1909 een lid van de Luikse gemeenteraad de aankoop van De oetstereetster afwijst omdat hij het schilderij “vulgaire” vond, publiceert Ensor in Ostende Illustré (juli) een open brief waarin hij schrijft: “had ik het geweten! Ik had, democratischerwijze, een mosseleetster geschilderd.”
5. Niet meteen een succesverhaal
Schrijver Emile Verhaeren aanschouwt De oestereetster en zegt: “Dit is het eerste echt heldere doek dat bij ons wordt geschilderd.” Hij is van zijn sokken geblazen door wat volgens hem het eerste impressionistische werk in de Belgische kunstgeschiedenis is. Verhaeren wil Ensor dan ook als de grote vernieuwer naar voren schuiven. Niet iedereen is het daarmee eens. De kritiek is niet mals: de kleuren zijn te schril en het werk is slordig geschilderd. Bovendien is het immoreel om zo’n tweederangs onderwerp zo groot – toch 2 meter bij 1m30 - af te beelden. Door het los toegepaste ooievaarsperspectief lijkt het alsof alles uit het schilderij gaat donderen.
Dit is het eerste echt heldere doek dat bij ons wordt geschilderd.
De Antwerpse Salon, die de beste kunst van het moment toont, weigert het werk in 1882. Zelfs Ensors oude Brusselse compagnons van L’Essor weigeren De oestereetster een jaar later. In 1886 is het dan zover: Ensor kan zijn mijlpaal voor het eerst tentoonstellen bij de Brusselse avant-garde kunstkring Les XX. Toch moet hij blijven knokken voor zijn schilderij. Nog in 1907 beslist de Luikse gemeenteraad het werk niet aan te kopen voor het lokale Musée des Beaux Arts. Nogmaals een bevestiging van de revolutionaire status van het schilderij.
Gelukkig laat Ensors vriendin Emma Lambotte hem niet in de steek. Zij koopt het werk en hangt het in haar eigen burgersalon. De cirkel is rond. Even, toch. Zo’n 20 jaar later krijgt het KMSKA de kans om het werk te kopen. Lang hoeft het museum daar niet over te twijfelen.
6. Net gerestaureerd
Met de befaamde kleuren begon het uiteindelijk mank te lopen. De tand des tijds zorgde voor opstuwingen en barsten. Maar het grootste probleem van De oestereetster was een dikke laag vernis. Was, want restaurator Lene Smedts kon die vernislaag onlangs verwijderen.
Lene Smedts neemt de vervuilde vernislaag van de Oestereetster onder handen
Restaurator aan het werk
Dat was nodig. De vernislaag was dik, vergeeld, onregelmatig en glanzend. De gele schijn deed zowat alle intenties van Ensor teniet: de nuances in zijn witte vlakken én de frisse look. Weg waren ook de subtiele nuances in zijn kleuren. De glans gaf storende reflecties. Ook de levendige oppervlaktestructuur - zo eigen aan dit schilderij – was niet meer zichtbaar.
Dankzij het werk van de restaurator kunnen we het werk van Ensor binnenkort opnieuw bewonderen zoals hij het bedoeld heeft.
De Oestereetster mét vervuilde vernislaag
De Oestereetster zonder vervuilde vernislaag