schilderij

Bewening van Christus

Het lichaam van de dode Christus ligt volledig uitgestrekt bij de ingang van een grot. Zijn hoofd rust op de schoot van Maria. Ze gaat volledig op in haar verdriet: gespreide armen, open handpalmen, het gezicht afgewend. De personages vullen het hele paneel. Het resultaat: een dramatisch, intiem en sober tafereel. Het liggende formaat speelt daarbij een grote rol. Van Dyck moest de compositie laag houden. Hij schilderde de figuren daarom dichter bij de grond en plaatste ze vooraan in het beeldvlak. Alle aandacht gaat naar Christus op de voorgrond. Wat ook opvalt zijn de harmonieuze en ingetogen kleuren: een zachte harmonie van bruin en lichtblauwe tinten.

Over dit werk

Object details

  • TitelBewening van Christus
  • Datumc. 1640
  • Mediumolieverf op doek
  • Afmeting115,5 × 207,5 cm
  • Inventaris nummer404

Meer over dit werk

De dode Christus ligt uitgestrekt, het hoofd rustend op de knieën van Maria. De achterliggende rotswand verwijst naar het heilig graf. Johannes toont aan twee bedroefde engelen de wonde die werd veroorzaakt door de nagels waarmee Christus aan het kruis werd gespijkerd. Maria uit haar diepe smart met een wanhopig armgebaar dat een echo van de kruisiging vormt. Door de vijf personages beeldvullend weer te geven betrekt Van Dyck de toeschouwer maximaal bij het aangrijpende gebeuren. Ook het koele, herfstachtige kleurenpalet roept een stemming van diepe smart op. De opdrachtgever van dit schilderij was Cesare Alessandro Scaglia (1592-1641), abt van Staffarda en Mandanice, die het huis van Savoye vertegenwoordigde in Rome, Parijs, Londen en vanaf 1627 in Brussel en Madrid. In 1632 vestigde Scaglia zich in Brussel en trad hij in Spaanse dienst. Drie jaar later werd hij zwaar ziek. Hij ontsnapte ternauwernood aan de dood en trad in 1637 in bij de franciscanen in Antwerpen. Het schilderij maakte deel uit van een marmeren grafmonument dat Scaglia had besteld voor de kapel van de zeven smarten van Maria in de Antwerpse franciscanenkerk – ook bekend als minderbroeders- of recollectenkerk. Een beeld van Maria met doorboord hart stond boven het schilderij. De franciscanen benadrukten de cultus van Onze-Lieve-Vrouw van Smarten als medeverlosseres: haar rol in het leven, lijden en de dood van de verlosser was ondergeschikt maar essentieel. Het altaar werd na 1794 verwoest, maar een gelijkaardig exemplaar in de franciscanenkerk van Turnhout geeft een idee van de oorspronkelijke toestand. De kapel werd gewijd in 1637, maar uit het testament van Scaglia blijkt dat het altaar pas na zijn dood in 1641 werd opgetrokken. Scaglia had de gelegenheid om dit schilderij bij Van Dyck te bestellen toen die zich in oktober 1640 in Antwerpen bevond. In de oudere kunstliteratuur werd aangenomen dat Van Dyck het doek omstreeks 1634-1635 schilderde in Brussel, maar stilistisch lijkt het werk eerder thuis te horen in zijn latere productie. Een voorbereidende studie voor de figuur van Christus wordt bewaard in New York (The Morgan Library & Museum, inv.nr. I, 243).

Verwervingsgeschiedenis

Opdracht van Caesar Alexander Scaglia voor de Onze-Lieve-Vrouwe van Zeven Smartenkapel in de minderbroederskerk, Antwerpen; bewaard in Parijs, 1794; recuperatie uit Frankrijk en overgedragen aan het museum, 1815.

Referenties

Copyright en legaal

Deze afbeelding mag gratis gedownload worden. Voor professioneel gebruik of meer informatie kun je het contactformulier invullen. Lees hier meer.

Download

TIF

Rubens

Blijf verbonden!

Ontvang altijd de laatste nieuwtjes

Leopold de Waelplaats 1, 2000 Antwerpen

Samen doen we meer

vlaanderen
delen
vervloet
vivium
pab
bmw
dca

© 2021 Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen