Collectie

Vincent Van Gogh in Antwerpen

door Cathérine Verleysen, conservator 18de & 19de eeuw

Ik vind hier de wrijving van gedachten die ik zoek – ik krijg een frisch oog op mijn eigen werk.’ Met deze woorden liet Vincent Van Gogh weten hoe inspirerend zijn nieuwe omgeving voor hem was. Toen hij op 24 november 1885 vanuit Nuenen (Noord-Brabant) in Antwerpen aankwam, was hij 32 jaar oud en al bijna tien jaar gedreven met zijn kunst bezig. Het idee om naar Antwerpen te trekken had al een tijd in zijn hoofd gezeten, en eenmaal aangekomen voelde de kunstenaar meteen dat hij de juiste keuze had gemaakt. België was hem niet onbekend: enkele jaren eerder, tussen 1878 en 1881, had hij immers een tijd in de Borinage en in Brussel doorgebracht.

In Antwerpen huurde Van Gogh een kleine kamer in de volkswijk Stuivenberg (Lange Beeldekensstraat) bij het Nederlandse echtpaar Brandel. Vandaag herinnert het nabijgelegen Vincent Van Goghplein aan zijn korte maar betekenisvolle passage in de stad. Aan de muren van zijn studio hing hij Japanse prenten op. Deze kunnen gezien worden als eerste teken van een fascinatie die in Antwerpen verder tot ontwikkeling kwam en later een prominente plaats in zijn werk zal innemen. 

Een bruisende stad vol indrukken

De eerste weken genoot Vincent Van Gogh intens van alles wat Antwerpen hem te bieden had. Hij wandelde langs de Scheldekaaien, ontdekte cafés en zeemanskroegen, en liet zich onderdompelen in de veelkleurige drukte van de havenstad. Vooral de dokken, de opslagplaatsen en het voortdurende komen en gaan van mensen en goederen maakten een diepe indruk op hem. In brieven aan zijn broer Theo omschreef hij Antwerpen als ‘zeer curieus en mooi voor een schilder’ en prees hij de vrouwen als ‘buitengewoon mooi’. 

Tegelijk probeerde hij zijn werk te verkopen via Antwerpse kunsthandelaars, maar dat leverde weinig op. Hierdoor bleef hij afhankelijk van de financiële steun van zijn broer, die hem geregeld geld toestuurde. Van Gogh leefde zuinig, soms te zuinig, waardoor zijn gezondheid flink achteruitging.

Toch werkte de Nederlandse kunstenaar hard. In de drie maanden dat hij in Antwerpen woonde, schilderde hij zo’n vijfendertig doeken, waarvan slechts een handvol is bewaard gebleven. Ook maakte hij tal van tekeningen van onder meer stadstaferelen en het uitgaansleven.

Musea bezoeken

In Antwerpen bezocht Vincent Van Gogh regelmatig musea, die toen nog in de gebouwen van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten waren ondergebracht en waarvan de collecties vandaag in het KMSKA bewaard worden. In het Musée Ancien bestudeerde hij enthousiast en vol bewondering realisaties van onder meer de 17de-eeuwse Vlaamse en Hollandse meesters Maerten de Vos, Frans Hals, Jacob Jordaens, Jan van Goyen, Salomon van Ruysdael en voornamelijk Peter Paul Rubens. Van Gogh had grote waardering voor het werk van Rubens. In het bijzonder was hij onder de indruk van zijn krachtige koppen, expressieve handen en de intense menselijkheid die hij in zijn werk legt. Hij beschreef hoe Rubens gezichten tot leven bracht met slechts enkele ‘vegen puur rood’, een schildertechniek die een diepe indruk op hem maakte.

Frans Hals I

Vissersjongen - Frans Hals I

Peter Paul Rubens

Heilige Familie met de papegaai - Peter Paul Rubens

Ook het Musée Moderne bezocht Van Gogh vaak. Daar maakte hij onder meer kennis met de 19de-eeuwse Belgische realistische landschapsschilderkunst van Alphonse Asselbergs, Théodore Baron, César De Cock, Jean Pierre François Lamorinière, Robert Mols en Jacques Rosseels. Sommige schilderijen konden op zijn waardering rekenen, zoals De oude herberg van Henri De Braekeleer en de historiserende schilderijen van de door hem zo bewonderde Henri Leys. Andere vond hij dan weer hilarisch slecht, zoals de levensgrote koeien van Eugène Joseph Verboeckhoven, die hij zonder schroom ‘horrible’ noemde.

Strijd met de academische regels

In januari 1886 scheef Vincent Van Gogh zich in aan de academie, met vooral als doel om zich te perfectioneren in het schilderen naar levend model. Aanvankelijk volgde hij plichtsgetrouw de lessen tekenen naar gipsen antieke sculpturen bij Frans Vinck en later bij Eugène Siberdt. Daarnaast trachtte hij schilderlessen te volgen bij Charles Verlat. Maar Van Gogh botste al snel met het strikte academische systeem. Zijn stijl was te spontaan, te krachtig en te weinig “correct”. Hij vond de nadruk op antieke modellen verstikkend en ouderwets. Leraren wezen hem voortdurend terecht: hij mocht niet schilderen, niet naar levende modellen werken en moest zich beperken tot klassiek tekenonderwijs. Het conflict met Siberdt, met wie ook Eugeen Van Mieghem 10 jaar later botste, betekende de breuk. Van Gogh werd uiteindelijk naar een lagere klas verwezen. Maar toen hij dit hoorde, was hij al uit Antwerpen vertrokken.

Vertrek naar Parijs

Op 28 februari 1886 verliet Van Gogh Antwerpen. Hij was verzwakt, maar vastberaden om zich opnieuw uit te vinden. In Parijs trok hij in bij zijn broer Theo en hoopte een plaats te krijgen in het atelier van Fernand Cormon – wat hem lukte. Antwerpen had hem niet gebracht wat hij economisch nodig had, maar wel wat hij artistiek zocht: een nieuwe blik, een gevoel van vrijheid en een besef dat hij moest blijven experimenteren. ‘Er zit hier iets vrijs en artistieks in de lucht’, schreef hij. Die frisse blik zou hij in Parijs verder doortrekken, waar hij kennismaakte met de impressionisten en de kleurenpracht vond die zijn latere werk zal domineren. Hoewel de Antwerpse periode kort was, vormde ze een belangrijke schakel in Van Goghs artistieke ontwikkeling. Het betekende een moment van overgang, ontdekking en hernieuwde ambitie.

Lees verder

Rubens

Blijf verbonden!

Ontvang altijd de laatste nieuwtjes