In het Antwerpen van de 19de eeuw is het al Rubens en de barok dat de klok slaat. Dat is voor burgemeester Florent Van Ertborn te beperkt. Zeker voor de studenten aan de Antwerpse Academie. Hun kennis, en bij uitbreiding die van alle Antwerpenaren, moet verbreden! 

Via een netwerk van handelaren, museumdirecteuren en kunsthistorici weet Van Ertborn 106 kunstwerken te verzamelen. Weinig andere verzamelaars bezaten op dat moment zoveel werken uit de 15de en de 16de eeuw. Die periode fascineerde Van Ertborn vooral omwille van de vele innovaties in de schilderkunst. Een overzicht: 

1. Oorspronkelijke natuur

Noordelijke renaissancekunstenaars hebben voor het eerst écht oog voor de natuur. Florent van Ertborn ziet dat ze de natuur realistischer en origineler weergeven dan barokkunstenaars. Ze baseren zich niet op eerdere stijlen. Dat is letterlijk zo voor Joachim Patinir.

Deze kunstenaar draagt de titel ‘uitvinder van het landschap’ omdat hij als eerste het landschap naar de voorgrond brengt. Religieuze gebeurtenissen zijn nog de aanleiding voor deze vlucht naar Egypte. Maar de natuur die de figuren omringt, domineert. Vooral Patinirs kenmerkende rotsen. In één klein schilderij van nog geen 20 bij 20 cm weet Patinir een hele wereld, en drie fasen van het verhaal tegelijk te vatten. Jozef en Maria laten letterlijk het verleden rechts achter zich en rijden de toekomst in Egypte tegemoet, gesymboliseerd door het kapotte beeld.

 

Schilderij Landschap met de vlucht naar Egypte van Joachim Patinir
Landschap met de vlucht naar Egypte - Joachim Patinir

2. Uitzonderlijke portretten

Niet alleen bij de weergave van de natuur zijn de Vlaamse Primitieven vernieuwers. Het portret is een ander stokpaardje. Florent van Ertborn verzamelt echter niet eender welk portret. Hij heeft een oog voor het uitzonderlijke.

Rogier van der Weyden introduceert in zijn latere jaren een nieuw genre: de huisdiptiek. Aan de ene kant heb je een luik met een Madonna en kind. Het andere luik is voorbehouden voor de biddende opdrachtgever. Was die er even niet, bleef zijn portret toch bidden vanop het huisaltaar. Zelfs voor een gerenommeerd schilder als Van der Weyden is deze Philippe de Croy uniek. De kunstenaar weet hier een standaard voor latere kunstenaars te maken. De gedempte kleuren leiden het oog naar het gezicht, dat Van der Weyden in driekwart profiel toont. Van der Weyden kent de trucs van Jan van Eyck. Maar hij weet zijn kennis te gebruiken om tot een heel eigen tekenstijl te komen. Minder gefocust op het karakter van zijn model, met eerder een gestileerd beeld als doel, soms bijna abstract.

Het is uiteindelijk één van de mooiste portretten van de Bourgondische adel ooit. Dat verbluft niet alleen Van Ertborn. Het portret is in 2011 nog gebruikt bij de begintitels van de tv-reeks ‘The Borgias’. 

Portret van Philippe de Croy van Hans Meling
Philippe de Croy - Rogier van der Weyden

3. Het mirakel van de olieverf

In de onvoltooide catalogus over zijn verzameling beschrijft Florent van Ertborn de materiaaltechnische aspecten van zijn schilderijen, zoals de gebruikte pigmenten en houtsoorten. Hij laat zelfs schilderijen restaureren in hoop meer te leren over de materialen. Dit soort studie doet verder niemand. Toch is het voor hem noodzakelijk om werken te kunnen dateren of te bepalen wie de kunstenaar is.

Gecombineerd met bestaande lectuur, beseft hij dat het gebruik van olieverf de sleutel is tot alle vernieuwingen. Hij vergelijkt de kunst van de noordelijke renaissance met die van hun Italiaanse tijdgenoten. Die laatsten gebruikten nog lang tempera als verf, gemaakt van ei. Dat biedt minder mogelijkheden. Zo is transparantie uitgesloten bij tempera.

Rust op de vlucht naar Egypte (detail) - Dankzij olieverf kan Gerard David Maria en Jezus doorzichtige kledingstukken geven.
Heilige Christophorus (detail) - Met olieverf kan je onderliggende lagen zichtbaar laten, waardoor deze Christophorus van Quinten Massijs echt door het water gaat.
Heilige Christophorus - Bij Giovanni Bellini eindigen de benen bij het oppervlak van het melkachtige water.

4. Er is meer dan van Eyck en Memling

Niet alle kunstenaars uit de 15de of 16de eeuw hadden hun faam verloren begin 19de eeuw. Jan van Eyck en Hans Memling zijn nog wel gekend. De vroege kunsthistorici schrijven veel schilderijen die er enigszins Vlaams primitief uitzien aan Van Eyck of Memling toe.

Dat gebeurt ook met dit altaarstuk. Van Ertborn gelooft echter niet dat het door Van Eyck geschilderd is. Zijn instinct vertelt hem dat het van latere datum moet zijn. Alle bestaande legendes rond het werk legt hij terzijde. Puur gebaseerd op zijn fenomenale beeldgeheugen, schrijft hij het toe aan een anonieme meester, de Meester van Frankfurt. Van Ertborn is een hierin een pionier. Als het museum in 1974 een zelfportret van de Meester van Frankfurt aankoopt, is het bewijs geleverd. In deze Aanbidding zit immers een zelfportret verwerkt. Zie jij de gelijkenis? 

Aanbidding door de koningen - Meester van Frankfurt
Zelfportret - Meester van Frankfurt

Zelfs al woonde hij bij zijn dood al vijf jaar in Den Haag, bij legaat liet Van Ertborn zijn kunstwerken na aan het Academiemuseum van Antwerpen.

Hij had immers nooit verzameld voor zichzelf. Met de opening van het nieuwe Museum voor Schone Kunsten in 1890 verhuist de verzameling naar het museumgebouw op het Zuid. Nog steeds vormt de collectie Van Ertborn, inclusief de Madonna van Jean Fouquet, het merendeel van verzameling laatmiddeleeuwse kunst van het KMSKA. Toch deed het legaat van Ertborn de liefde voor laatmiddeleeuwse schilderkunst destijds niet opflakkeren. De vernieuwingen die hem zo betoverden, worden pas in de 20ste eeuw écht opnieuw gewaardeerd.